We zijn nu zo'n 40 jaar verder en er kunnen een paar kanttekeningen geplaatst worden bij de ontwerpen die heden ten dage in gebruik zijn.
Ten eerste moet de open loop versterking in elk geval groter zijn dan 1 bij die vermaledijde 20 kHz.
Waarom?
Kijk eensd naar een opamp: open loop kan het kantelpunt wel op 5 Hz liggen ......
Juist door de hoge open loop versterking kun je dat flink opjagen met de tegenkoppeling.
Het is een misvatting te denken dat de schakeling niet "snel" is omdat die OL-bandbreedte zo klein is.
We gebruiken 'm namelijk niet open loop maar closed loop.
Op het moment dat het ingangssignaal stijgt gebeurt dat ook op de uitgang en dus in de tegenkoppellus.
Bruno legt dat zelfs uit in die PDF.
Pas als de lus verbroken wordt gaat het mis en dat moet je gewoon zien te voorkomen.
Is ook niet zo moelijk.
Ook moeten we bezien in hoeverre otk (overall tegenkoppeling) nog voldoende is bij toenemende frequentie. Bij het beoordelen van een versterker kun je beter uitgaan van het vervormingsgedrag (en daardoor het "karakter") van een versterker bij die 20 kHz.
Per het Bodediagram gaan de eigenschappen van een versterkertrap bij gelijkblijvende tegenkoppelingsfactor natuurlijk slechter worden bij stijgende frequentie omdat de open loop eigenschappen dan ook verslechteren.
Vraag is natuurlijk of en in welke mate dit hoorbaar gaat worden.
Gelukkig zijn de amplituden van die hoogfrequente signalen maar klein t.o.v. die van de lagere frequenties.
Mijn vermoeden is dat dit geen enkel probleem oplevert, dat deed zelfs de Quad 303 al goed.
Bij een transistor schakeling wordt da bandbreedte beperkt door de inwendige capaciteit van de toegepaste transistoren.
Dat zou niet best zijn ..... de dominante pool wordt vrijwel altijd vastgelegd door een C-tje op een strategische plek.
Uiteindelijk wil je het gedrag binnen de lus ook een beetje onder controle hebben anders kan de globale tegenkoppeling niet goed zijn werk doen.
Dat laat je dus niet afhangen van toevallige en aan externe factoren (temperatuur!) onderhevige transistoreigenschappen.
Gelukkig is de bandbreedte met buizen (en vooral die ECC88) vele malen hoger.
Dat verschil zie ik niet zo in, bovendien hebben buizen in GKS ook last van Miller net zoals elk fasedraaiend versterker-element.
Bij MOSFETs heb je weer last van de gatecapaciteit dus moet je daar weer snel genoeg stroom in kunnen pompen.
Niets is volmaakt in dit aards tranendal
Sommige mensen denken, omdat de ECC88 is ontwikkeld voor toenmalig hoge frequenties (dan zitten we "nog maar" in het UHF gebied) dat ze daarom ook superieure audio-eigenschappen zouden hebben.
Dan zou het voor de hand liggen om versterkers te gaan bouwen met BLY90s als eindtransistoren
Dan liever (MOS)FETs.
Terecht merkt Bruno op dat je een kantelpunt in de tk moet aanbrengen. Als je dat niet doet zullen de hogere harmonischen boven 20 kHz een rol gaan spelen en via de tk IM veroorzaken in het hoorbare gebied.
Op het punt waar de fase 180 graden gedraaid is moet de versterking kleiner zijn dan 1, dat is een voorwaarde om een versterker te hebben en geen oscillator.
Voor dat punt moet dus de tegenkoppeling alweer de fase hebben teruggedraaid, dat punt ligt ruim onder het punt waar de schakeling de fase zover gaat draaien per Bode.
Je moet gewoon niet aan die fysieke grens komen, er een stukje onder gaan zitten.
De heren Boucherot en Zobel verrichten daar goed werk.
De huidige bronnen, zoals SA-CD en blue ray, bieden in principe een bandbreedte van 100 kHz. Om problemen zowel in de versterkerschakeling als in de TK te voorkomen kan de bandbreedte van de versterkerschakeling kunstmatig laag gehouden worden door bijv.een ingangsfilter met een kantelpunt rond 20 kHz.
Ik zou 'm ietsje hoger leggen maar 50 kHz is in mijn ogen wel voldoende.
Hoger hoeft echt niet, maar kan wel. Geeft weer wat extra ontwerpuitdaging.
En een anti-slewing filtertje blijft een verstandige maatregel.
Een differentiaal versterker is in allerlei elektronische schakelingen een welkome manier van versterken. Echter in audio kan zo'n differentiaal juist de oneven harmonischen versterken en daardoor een extra accent ("karakter") aan de schakeling geven. Een geringe lokale tk is dan welkom al zal het ten koste gaan van de ruimte voor een OTK. In plaats van veel nullen in het vervorminsgedrag neem je dan genoegen met een totale vervorming (bij 20 of zelfs bij 40 kHz) van 0,1 %. Daar is niets mis mee, het "klinkt"gewoon beter.
Om wat preciezer te zijn: in een perfect gebalanceerde differentiaal worden de even harmonischen onderdrukt en niet de oneven harmonischen versterkt.
Zolang dat maar laag genoeg ligt is het geen probleem (alhoewel hogere orde harmonischen wel eerder hoorbaar zijn dus die moeten zeker ook lager liggen dan de 2e en 3e harmonische).
THD an sich zegt niet zo heel veel als je de opbouw niet weet.
Maar gelukkig hebben we al jaren goede ontwerpen en ook goede componenten die met een forse dosis tegenkoppeling zorgen voor een aardig ideaal gedrag.
Je moet alleen zorgen dat alle marges ver genoeg weg liggen.
- edit veel typefouten GRRRR