In de tussentijd ben ik geen stap verder natuurlijk voor een upgrade.
Upgrade me ?
Zoals al door Jacco en anderen is gezegd, worden de eigenschappen van de eindversterkerschakeling feitelijk vastgelegd door de componenten in de tegenkoppeling.
Dus R71 (75 kohm), C45 (3.3 pF), R55 (750 ohm) en in mindere mate C43 (470 uF).
Ik hoop dat de nummers kloppen, ik zie bar slecht en het schema is maar klein.
Alles wat je intern in de schakeling verandert, heeft wel invloed natuurlijk, maar dan in open-loop situatie.
Open-loop wil zeggen de schakeling zonder tegenkoppeling.
in dat geval komen er vrij grote verschillen aan het licht, niet alleen in de schakeling zelf maar ook in de kanalen onderling.
Omdat je bij zuivere stereo-weergave wilt dat het amplitude- en fasegedrag van beide kanalen gelijk is 9anders krijg je vervorming en scheeftrekken van de kanalen) wordt er tegenkoppeling toegepast die de volgende dingen doet:
1. Het vastleggen van de totale spanningsversterking (voor eindtrappen ligt die waarde ergens tussen 20 en 30 dB).
2. Het vergroten van de bandbreedte zodat de frequentiekarakteristiek gelijkmatig blijft over de gehele audioband en een stuk daarbuiten.
3. Het verkleinen van de uitgangsweerstand, wat belangrijk is voor de electrische demping op de luidspreker.
4. Samenhangend hiermee: kunnen voldoen aan de eis om een constante uitgangsspanning te handhaven in iedere belasting, ongeacht eventuele fasedraaiende stromen tengevolge van de impedantie van die luidspreker.
5. de vervorming (THD en IM) te verlagen.
6. Een constante groepslooptijd (vastgelegd fasegedrag van de schakeling) over de bruikbare frequentieband.
Om die tegenkoppelng correct te laten werken moet de schakeling in open loop (dus zonder tegenkoppeling) al aan bepaalde eisen voldoen, nl. voldoende open loop versterking en een stabiele fasemarge (met name in de hoogste frequenties waar de fase gaat draaien als gevolg van interne capaciteiten).
Daarom wordt er zo ontworpen dat men niet afhankelijk is van parameters van bv. de eindtransistoren, maar worden er maatregelen getroffen om de dominante polen (de grenzen van de frequentie- en fasekarakteristieken) al vast te leggen door op bepaalde plaatsen correctie-condensatortjes te plaatsen.
In de Cyrus zitten die C-tjes ook alleen is het schema zo klein dat ik de onderdeelnummers niet kan lezen.
De versterker moet dus in open loop al goed zijn; de foutjes die er dan nog zijn (amplitudeverschillen, vervormingen) worden dan door het tegenkoppelmechanisme in de closed loop toestand zo ver verkleind dat het niet meer van belang is.
Dit is, heel simpel en kort door de bocht gesteld, war er in een versterker aan de hand is.
Ga je nu onderdelen vervangen, zoals die BUFs door MJ transistoren, dan kan het best zijn dat de schakeling min of meer instabiel wordt, dus gaat uitslingeren bij uitsturing of zelfs gaat oscilleren als het heel erg wordt.
Dat uitslingeren, die instabiliteit zou misschien waargenomen kunnen worden als helderder hoog of briljanter weergave, maar is in feite vervorming.
Dat kun je prima meten op de meetbank met een signaalbron (blokgolf) en een oscilloscoop en een complexe belastingweerstand die de eigenschappen van een luidspreker benadert.
Zo'n situatie is uit hifi-oogpunt ongewenst en uit betrouwbaargeids-overweging ook.
Dan de voeding: dankzij de tegenkoppeling trekt de versterker zich niet zoveel aan van de belasting, maar als er uiteindelijk een grotere stroom moet worden geleverd dan de voeding kan leveren, zakt de voedingsspanning in elkaar en ontstaat er ook weer vervorming of in het beste geval compressie van het signaal.
Dan hebben we het wel over worst case omstandigheden: een moeilijke belasting die misschien wel heel erg de fase draait en volle uitsturing.
Zolang dat niet het geval is hoeft er echt geen enorme ringkern aan te hangen en ook geen honderdduizenden microfarads aan elco's.
A propos vervangen van elco's: ja, na zoveel jaar kan dat nuttig zijn.
Houd dan zoveel mogelijk de originele waarden aan; te grote elco's kan de bruggelijkrichters vernielen.